Belastingschuld kan uw reisplannen dwarsbomen!

Belastingschuld kan uw reisplannen dwarsbomen!

ali-04

De laatste jaren zien we steeds meer berichtgeving in het nieuws over reizigers die tijdens de paspoortcontrole op Schiphol onaangenaam verrast worden door een uitreisverbod. Dit heeft te maken met openstaande belastingschulden. Veel mensen vragen zich af of dit wel mag en of er een bepaalde grens bestaat omtrent de hoogte van de belastingschuld.

Als we naar de relevante juridische context kijken dan moeten we eerst de hoofdregel bespreken. Dat is namelijk het recht van alle burgers om vrij te reizen en dus ook het recht om het land te verlaten.Dit recht is opgenomen in artikel 22 Grondwet lid 4 waarin staat dat ‘iedereen het recht heeft om het land te verlaten behoudens in de gevallen bij de wet bepaald’.
Bovendien is dit recht ook gewaarborgd in verschillende internationale verdragen waar Nederland partij bij is zoals in artikel 2 lid 2 van het Vierde Protocol van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) en artikel 12 lid 2 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten ( IVBPR ).

Het voorgaande houdt in dat het recht om Nederland te verlaten slechts beperkt mag worden indien er daartoe een wettelijke regeling bestaat. In Nederland is dit geregeld in artikel 22 sub a Paspoortwet met betrekking tot belastingschulden en premies sociale verzekeringen. Dit artikel regelt dat in dergelijke gevallen een paspoort geweigerd mag worden danwel vervallen verklaard. In de praktijk wordt hier uitvoering aan gegeven op door de paspoortgegevens van een persoon die openstaande belastingschulden heeft in het Register Paspoortsignaleringen op te nemen op verzoek van de Belastingdienst. Opname in dit register heeft tot gevolg dat de gesignaleerde persoon zijn paspoort moet inleveren waarna ook geen nieuw paspoort kan worden aangevraagd. Als men het paspoort niet inlevert dan wordt het paspoort vervallen verklaard.

Het voorgaande maakt duidelijk dat de Overheid iemand inderdaad kan beletten om naar het buitenland te reizen als er sprake is van openstaande belastingschulden. Heeft de Overheid hierbij vrij spel? Het antwoord is nee. De Belastingdienst moet bij een verzoek tot opname in het Register Paspoortsignaleringen rekening houden met het proportionaliteitsbeginsel. Dat wil zeggen dat de hoogte van de belastingschuld in verhouding moet staan met het opgelegde reisverbod. Bovendien moet de Belastingdienst eerst kijken of er minder ingrijpende maatregelen mogelijk zijn om tot invordering en incasso van de belastingschuld over te gaan. In hoeverre dit echter in de praktijk door de Belastingdienst wordt toegepast is onzeker. Bovendien is er ook geen duidelijkheid omtrent de vraag of er een bepaalde grens is aan de hoogte van de betreffende belastingschuld waarboven een dergelijk zwaar middel wordt uitgevoerd. Uit de praktijk weten we dat een dergelijk uitreisverbod al wordt ingezet bij bedragen rond 5.000,– Euro.

Het is interessant om in dit verband ook te kijken naar de Turkse praktijk inzake uitreisverboden als er sprake is van belastingschulden en/of andere schulden aan de Overheid.
Turkije kende een dergelijke praktijk ook op grond van artikel 22 van de Turkse Paspoortwet waarbij dus een inbreuk mocht worden gemaakt op het recht op vrij reizen en het recht om het land te verlaten zoals geregeld in artikel 23 lid 5 van de Turkse Grondwet.

Artikel 23 van de Turkse Grondwet bepaalde namelijk dat dit recht beperkt mocht worden in indien er sprake is van een strafrechtelijke vervolging, de economische situatie va het land dat vereist en aanwezigheid van een burgerlijke plicht. Onder burgerlijke plicht valt natuurlijk naast onder ander de dienstplicht ook de plicht tot het betalen van belasting!
In de Turkse uitvoeringspraktijk was er evenmin sprake van een bepaalde grens aan de hoogte van de belastingschuld. Dit was niet geregeld in de regelgeving. Aan deze praktijk maakte het Turks Constitutioneel Hof een einde in haar uitspraak van 18 oktober 2007 door artikel 22 van de Turkse Paspoortwet in strijd met de Grondwet te verklaren en te annuleren wegens strijd met onder andere het proportionaliteitsbeginsel en de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ( EHRM). De Turkse Overheid heeft na deze uitspraak een oplossing gezocht door een nieuw artikel 36A in te lassen in de de Wet op Overheidsvorderingen waarbij werd geregeld dat op verzoek van de Belastingdienst een administratief uitreisverbod mocht worden opgelegd als er sprake was van een openstaande belastingschuld van minimaal 100.000,– Turkse Lira ( o.g.v. wisselkoers in 2007 ongeveer 57.000,– Euro ).

Vervolgens is op 12 september 2010 in Turkije een referendum gehouden omtrent enkele grondwetswijzigingen waarna artikel 23 lid 5 van de Turkse Grondwet is gewijzigd. Bij deze wijziging is een uitreisverbod slechts toegestaan indien er sprake is van een strafrechtelijke vervolging en de aanwezigheid van een rechterlijk vonnis inhoudende een uitreisverbod.
Als gevolg van deze grondwetswijziging heeft de Turkse Belastingdienst een nieuwe invorderingscirculaire nr. 2010/1 gepubliceerd op 8 oktober 2010 waarin helder is opgenomen dat er geen toepassing meer word gegeven aan uitreisverboden en dat alle uitreisverboden worden opgeheven wegens het bestaan van openstaande belastingschulden. Deze circulaire maakt bovendien duidelijk dat de Grondwettelijke nieuwe regel van artikel 23 Turkse Grondwet hoger in rang staat dan het ingelaste artikel 36A van de Wet op Overheidsvorderingen zodat geen uitvoering meer wordt gegeven aan de laatstgenoemde wet.

Kort samengevat komt de actuele Turkse uitvoeringspraktijk er op neer dat er geen administratief uitreisverbod wegens een openstaande belastingschuld ( ongeacht de hoogte ervan ) mogelijk is. Slechts indien er een rechterlijk vonnis daartoe aanwezig is als gevolg van een strafrechtelijke vervolging kan een burger hiermee geconfronteerd worden.

Hoewel Nederland en Turkije beiden lid zijn van de Raad van Europa en beide landen gebonden zijn aan het EVRM en de jurisprudentie van het EHRM valt het verschil in deze kwestie op. Men zou verwachten dat de rechtsbescherming van de burger in Nederland beter is geregeld maar dat blijkt dus niet het geval. In Nederland kan een uitreisverbod gewoon administratief worden toegepast waarbij duidelijke criteria zoals een grens aan de belastingschuld ontbreken. Ondanks dezelfde juridische randvoorwaarden van het EVRM kent Turkije een betere rechtsbescherming van de burger door een uitreisverbod te koppelen aan de voorwaarde van een rechterlijke uitspraak in deze zin indien er sprake is van een strafrechtelijke vervolging.